Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij zeiden: [27]Och, mijn heer! wij waren [28]in het begin [29]gewisselijk afgekomen, om spijze te kopen. 27. Het Hebr. woordje is gebruikelijk bij dengene, die, in enige zwarigheid zijnde, van een meerdere iets verzoekt; alzo Ex.4:10; Num.12:11. 28. Zie boven, vs.18. 29. Hebr. afkomende, afgekomen.